Werknemers bouwen naar Duits recht geen vakantierechten bij onbetaald buitengewoon verlof op - met uitzonderingen.
Eigenlijk lijkt het vanzelfsprekend dat een werknemer die onbetaald buitengewoon verlof geniet, gedurende die periode geen vakantierechten opbouwt. Zo vanzelfsprekend was dat naar Duits recht echter niet. Tot nog toe gingen de Duitse cassatierechters in arbeidszaken (Bundesarbeitsgericht) er namelijk vanuit dat werknemers ook gedurende onbetaald buitengewoon verlof vakantierechten opbouwen (arrest van 06 mei 2014, zaaknummer: 9 AZR 678/12).
Cassatierechters wijzigen hun standpunt
De redenering hiervoor luidde dat de Duitse wet op de minimumvakantierechten van werknemers (Bundesurlaubsgesetz) voor de opbouw van vakantierechten niet vereist dat er werk wordt verricht, maar slechts dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Dit standpunt hebben de cassatierechters nu verlaten. In hun arrest van 19 maart 2019 (zaaknummer: 9 AZR 315/17, bron: www.bundesarbeitsgericht.de) stellen zij vast dat onbetaald buitengewoon verlof niets anders is dan het laten rusten van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst (‘slapend dienstverband’). Omdat de werknemer daardoor niet verplicht is om werkzaamheden te verrichten, verwerft hij ook geen vakantierechten.
Speciale regels voor ouderschapsverlof
Dit geldt overigens niet voor alle vormen van onbetaald verlof. In bepaalde gevallen legt de Duitse wet namelijk uitdrukkelijk vast dat een werknemer ook gedurende onbetaald verlof vakantierechten opbouwt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij ouderschapsverlof. Ouderschapsverlof wordt in Duitsland door vrouwen vaak fulltime opgenomen en is net zoals naar Nederlands recht onbetaald.Desondanks gaat de opbouw van vakantierechten van de werknemers met ouderschapsverlof naar Duits recht gewoon door.
Werkgevers kunnen vakantierechten verminderen
In dat geval kunnen werkgevers de vakantierechten echter met 1/12 verminderen voor elke volledige kalendermaand van het ouderschapsverlof. Een vermindering voor onvolledige kalendermaanden van het ouderschapsverlof is niet mogelijk. Dit is vastgelegd in § 17 van de Duitse wet op het ouderschapsgeld en het ouderschapsverlof (Gesetz zum Elterngeld und zur Elternzeit).
Het was tot kortgeleden omstreden, of deze regelgeving wel in overeenstemming is met het Europese recht. Aan deze onduidelijkheid hebben de Duitse cassatierechters nu een einde gemaakt met een ander arrest, eveneens van 19 maart 2019 (zaaknummer: 9 AZR 362/18, bron: www.bundesarbeitsgericht.de). Zij verwijzen naar het arrest van het Gerechtshof van de Europese Unie van 04 oktober 2018 in de zaak Dicu (zaaknummer: C-12/17) en stellen vast dat het Europese recht niet vereist dat werknemers met ouderschapsverlof die niet werken gelijk worden behandeld met werknemers die wel werken.
DNHK, Ulrike Tudyka