Het Duitse arbeidsrecht, zoals dit ook door de Duitse arbeidsrechter wordt toegepast, gaat over het algemeen uit dat werknemers in staat zijn om hun eigen zaken te regelen. Het komt dan ook niet vaak voor dat er van een werkgever wordt geëist dat hij de belangen van een werknemer waarneemt, als dit in strijd is met de eigen belangen van de werkgever. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Duitse cassatierechter in arbeidszaken (Bundesarbeitsgericht) dat het voor risico van een werknemer komt, als deze een arbeidsovereenkomst tekent, zonder dat hij de taal daarvan begrijpt (uitspraak van 19 maart 2014, zaakkenmerk: 5 AZR 252/12 (B). Een ander voorbeeld is de bestendige rechtspraak dat een werknemer over het algemeen niet meer onder een beëindigingsovereenkomst uitkomt, als hij deze eenmaal heeft getekend. Deze aanpak heeft twee belangrijk voordelen: het bevordert enerzijds de rechtszekerheid en benadrukt anderzijds dat werknemers volwaardige contractspartijen zijn die verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Deze insteek van het Duitse arbeidsrecht komt in een recente uitspraak van de Duitse cassatierechter wederom tot uitdrukking. In deze zaak ging het om een werkneemster die als schoonmaakster werkzaam was. Op enig moment tekende zij thuis in aanwezigheid van de levensgezel van haar werkgever een beëindigingsovereenkomst. Deze overeenkomst hield in dat haar arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang eindigt en dat er geen ontslagvergoeding wordt betaald. Achteraf stelde zij dat zij op het tijdstip van tekenen ziek was, dat zij zich had vergist, dat zij met kwaad opzet was misleid en bovendien onrechtmatig was bedreigd. Omdat de beëindigingsovereenkomst in haar woning was aangegaan, deed zij daarnaast een beroep op het ontbindingsrecht dat consumenten naar Duits recht hebben, als zij in hun woning een overeenkomst aangaan.
Deze stellingen konden de appel- en de cassatierechter echter niet overtuigen. Meer in het bijzonder stelde de cassatierechter vast dat het ontbindingsrecht voor consumenten niet van toepassing is op arbeidsrechtelijke overeenkomsten, zoals een beëindigingsovereenkomst. Ook ziekte alleen is geen afdoende reden om een beëindigingsovereenkomst te ontbinden. Evenwel zag de cassatierechter aanleiding om de uitspraak van de appelrechter te vernietigen en deze opnieuw uitspraak te laten doen. De appelrechter zal namelijk moeten onderzoeken of de werkgever onrechtmatig druk heeft uitgeoefend op de werkneemster. Dit zou, zo de cassatierechter in zijn uitspraak van 07 februari 2019 (zaaknummer: 6 AZR 75/18), hier het geval kunnen zijn, als er bij werkneemster vanwege haar ziekte sprake was van verminderde weerstand én de werkgever daarvan bewust misbruik heeft gemaakt. De beëindigingsovereenkomst zal dus alleen maar dan worden vernietigd, als kan worden aangetoond dat de werkgever aan werkneemster bewust de mogelijkheid heeft ontnomen om in eigen verantwoording een beslissing te nemen. Daarvan zal in de praktijk niet zo snel sprake zijn.
DNHK, Ulrike Tudyka (bron: www.bundesarbeitsgericht.de)