Jacco Vonhof: “Er zijn in Nederland veel mensen die graag meer willen en kunnen werken. De overheid moet dat op een positieve manier stimuleren.”
Een ondernemer in hart en nieren, zo wordt Jacco Vonhof getypeerd. Lang voordat hij tot voorzitter van MKB-Nederland werd gekozen, was hij al actief in de ondernemerswereld. Hij bouwde een eenmanszaak in Zwolle uit tot het middelgrote schoonmaakbedrijf, Novon Schoonmaak. Hierna ontdekte hij zijn talent om de belangen van ondernemers te behartigen. Energiek, maatschappelijk betrokken en een netwerker, toch ziet Jacco Vonhof zichzelf meer als ondernemer dan als bestuurder. Wij spraken hem onder meer over de afgelopen jaren en zijn plannen voor de nabije toekomst – een tijd waarin veel mkb’ers worden uitgedaagd door de veranderende economische omstandigheden.
In 1993 begon u als zelfstandig glazenwasser, bouwde dit bedrijf uit tot een succesvolle onderneming en nu staat u aan het hoofd van de grootste nationale ondernemersvereniging. Kijkt u terug op een goed uitgevoerd plan?
Het is eigenlijk meer een samenloop van omstandigheden. Ik was gestopt met mijn studie en had niet direct de ambitie om een eigen bedrijf op te richten. Overdag werkte ik als zelfstandig glazenwasser en in de avonduren maakte ik kantoorpanden schoon. Ik merkte al snel dat ik tijd te kort kwam en toen heb ik heel onbewust mijn eerste medewerker aangenomen. Het bedrijf groeide uiteindelijk uit tot een onderneming met ongeveer 2.700 werknemers. Vervolgens richtte ik een uitzendbureau op, waar vandaag de dag ongeveer 1.500 mensen werken. Er was echter geen sprake van een vooropgezet plan. Na een jaar of tien, vijftien kwam ik erachter dat het niets voor mij was om een groot bedrijf te leiden. Ik heb toen een directeur aangesteld, zodat ik mij op andere dingen kon richten in een meer vertegenwoordigende rol.
Als bestuurslid van de beroepsvereniging in de schoonmaak voerde ik cao-onderhandelingen en uiteindelijk werd ik voorzitter van VNO-NCW Midden, een van de regionale verenigingen van VNO-NCW. En toen de vraag van MKB-Nederland.
U bent sinds 2018 voorzitter van MKB-Nederland. Wat was het meest opmerkelijke in de afgelopen vier jaar?
Toen ik begon als voorzitter, kreeg ik de opdracht om MKB-Nederland als organisatie zichtbaarder te maken, met name in de politieke lobby, en een ondernemersagenda op te stellen met plannen voor de lange termijn om het ondernemerschap in het mkb te bevorderen. Dus om ervoor te zorgen dat ondernemers uit het mkb kunnen groeien en innoveren. Daar ben ik met veel enthousiasme aan begonnen. Toen kwam corona, en dat was heel bepalend voor de eerste termijn van vier jaar.
In de tussentijd hebben we – los van alles rond corona – overigens nog heel veel gedaan en bereikt. Zo hebben we een akkoord gesloten over een nieuw pensioenstelsel en voor het eerst in veertien jaar ook een sociaal akkoord met de vakbonden.
De spanning op de arbeidsmarkt is overal duidelijk voelbaar. Wat zijn volgens MKBNederland de belangrijkste maatregelen die genomen moeten worden?
Ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking werkt in deeltijd. We hebben in Nederland een systeem ingericht met inkomensafhankelijke toeslagen. Hierdoor loont het in sommige gevallen niet om meer uren te gaan werken. Op dit moment worden vrij aanzienlijke loonsverhogingen in de cao’s afgesproken, waardoor medewerkers hun recht op toeslagen soms dreigen te verliezen.
Hetzelfde geldt voor niet-werkenden. Mensen die een uitkering ontvangen, hebben vaak recht op toeslagen die wegvallen zodra ze een baan met een bepaald salaris vinden. Dat is de basis van het probleem. Er zijn in Nederland veel mensen die graag meer willen en kunnen werken. De overheid moet dat op een positieve manier stimuleren door ervoor te zorgen dat werken en méér werken altijd loont. Ook door bijvoorbeeld goede kinderopvang aan te bieden.
Daarnaast moeten wij als werkgevers zelf ook aan de slag met bijvoorbeeld anders en beter werven, investeren in verdere innovatie, en ook arbeidsmigratie. Daar zitten echter veel politieke componenten in.
De krapte op de arbeidsmarkt is niet alleen een probleem in Nederland. Om dit gezamenlijk aan te pakken, zullen we met elkaar moeten bekijken hoe we de productiviteit kunnen vergroten, bijvoorbeeld door automatiseren en robotiseren. Dus met minder mensen en meer techniek.
Bijzonder nijpend is het tekort aan gekwalificeerd technisch personeel. Hoe kunnen we technische beroepen in ons land aantrekkelijker maken?
Al veertig jaar lang heerst de traditionele opvatting – of eigenlijk misvatting – dat werken achter een bureau met een laptop meer waard is dan werken met je handen.
Bovendien leiden we nog steeds veel mensen op voor beroepen waar in de toekomst door automatisering steeds minder vraag naar zal zijn. In Nederland alleen al hebben we zo’n 1150 verschillende hbo-opleidingen. Er wordt niet altijd gekeken naar een kansrijke uitstroom. Hier is een bewustzijnsverandering nodig.
Daarnaast moeten werkgevers ervoor zorgen dat technische banen aantrekkelijker zijn, dat de verschillen in beloning minder groot zijn en dat je in een technisch beroep ook dezelfde status hebt als in een kantoorbaan op managementniveau. We zijn ons ervan bewust dat wij hierin ook een duidelijke rol hebben. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben hiervoor, samen met brancheorganisaties in de techniek, het ‘aanvalsplan techniek’ geschreven, met tal van maatregelen die genomen moeten worden. Vanzelfsprekend kijken we ook naar onze buren. In Duitsland is een heel andere waardering voor vakmanschap, dat zit natuurlijk ook voor een deel in de traditie en dat werkt dan weer door in de scholing.
U bent voorstander van eenvoudiger wet- en regelgeving voor het mkb. Wat zijn de concrete wensen van MKB-Nederland?
Mijn ervaring is dat men in Den Haag steeds weer aanslaat op excessen die plaatsvinden. En om die te bestrijden, neemt men dan de toevlucht tot regels die een generieke uitwerking hebben. Dus als er bijvoorbeeld bij grote bedrijven iets misgaat in de f iscaliteit, dan worden de regels aangescherpt en gelden deze ook voor de kleine bedrijven.
Wij zouden dit graag anders zien. 97 procent van alle bedrijven in Nederland behoort tot het mkb. Stel het mkb tot norm. Dat was onze oproep aan het nieuwe kabinet en dit is ook opgenomen in het regeerakkoord. Maar in de dagelijkse praktijk zie je dat het nog steeds niet werkt.
Heeft u een praktijkvoorbeeld?
Ondanks maar ook dóor de huidige energiecrisis zijn er nog altijd grote bedrijven die veel geld verdienen, de zogenaamde ‘windfall profits’. Daarnaast is er in Nederland een discussie over de ongelijke verdeling van vermogen en zien we dat de koopkracht van de gewone burger steeds verder afneemt als gevolg van de extreem hoge energieprijzen. Hier wil de overheid iets aan doen, maar omdat het heffen van zogenaamde ‘windfall tax’ erg ingewikkeld is en we geen uitzondering kunnen maken voor vermogenden, heeft de overheid bedacht om de vennootschapsbelasting voor de laagste schijf te verhogen. In deze schijf zitten met name mkb’ers die maximaal twee ton winst maken. Juist deze bedrijven moeten we steunen, niet de grote bedrijven met miljardenwinsten die door deze maatregelen nauwelijks 9.000 euro extra belasting gaan betalen.
Wat kan het Duitse MKB leren van het Nederlandse MKB en omgekeerd?
Ik denk dat het belangrijkste dat we van elkaar kunnen leren is, dat we erg op elkaar lijken.
Veel Nederlandse ondernemers richten hun pijlen op landen zoals de Verenigde Staten, terwijl we een buurland hebben met veel potentie. Er is zeker ook een taalbarrière, maar als je daar voorbij kijkt, dan zie je dat er enorm veel kansen liggen. Zowel voor Nederlandse als Duitse ondernemers. Zeker op het gebied van familiebedrijven kunnen we veel leren van Duitsers als het gaat om continuïteit en de rol die familiebedrijven hebben in de samenleving. Ik kan ondernemers alleen maar aanmoedigen om de grens over te steken. Omarm dat we één Europa zijn en grenzeloos kunnen ondernemen.
Spelen bijvoorbeeld Duitse taalvaardigheden nog een rol voor het mkb in de grensregio?
Ik ben geboren in Enschede en ik woon in Zwolle. Beide steden liggen dichtbij de Duitse grens. Toen ik nog op school zat, was Duits een veel gekozen taal. Ik realiseerde me toen al dat het een taal is waar je iets mee kunt. Momenteel heb ik de indruk dat Duitse jongeren vaker Nederlands leren dan dat Nederlandse jongeren Duits kiezen in hun pakket.
Voor een land dat dertig procent van het bruto nationaal product uit het buitenland haalt, investeren we vreemd genoeg erg weinig in taalvaardigheid. Hier laten we echt kansen liggen.
U bent net herkozen als voorzitter. Wat zijn uw prioriteiten voor de komende jaren?
Toen ik aan mijn tweede termijn begon, hadden we de coronacrisis net achter de rug. Tijd om weer vooruit te kijken en een toekomstgerichte mkb-agenda op te stellen met concrete oplossingen voor thema’s als klimaatadaptatie, energietransitie, digitale transitie en arbeidsmarktvraagstukken. Maar op dit moment hebben we weer te maken met verschillende crises en ze zijn allemaal acuut. Vaak wordt de rekening van de oplossingen die voor de crises worden bedacht bij de bedrijven neergelegd en daar moeten we natuurlijk direct tegen ageren. Dan ben je vooral defensief bezig, maar ook offensief. Zo hebben we geknokt voor compensatie voor het energie-intensieve mkb en die is toegezegd op Prinsjesdag.
Ik hoop dat we over enige tijd echt aan de slag kunnen gaan met de langere termijn, met het verbeteren van het groeivermogen, het investeringsvermogen van Nederland, het verdienvermogen van het mkb en onze ambities in het buitenland. Ik zou het leuk vinden om weer met trots te kunnen zeggen dat het uitstekend gaat met de 97 procent van alle bedrijven in Nederland die verantwoordelijk zijn voor zeventig procent van het bruto nationaal product.
Tekst: Jeremy Gray
Foto's: MKB Nederland